Vandaag is het precies 132 jaar geleden dat de eerste groep Javanen in Suriname aankwam.
In totaal zouden een kleine 33.000 Javanen van Java naar Suriname worden overgebracht.
Eerst als om als contractarbeider de plantages na de afschaffing van de slavernij uit het slop
te trekken, vanaf 1930 om als ‘vrije immigrant’ de kleinlandbouw een extra impuls te geven.
Veelal was er sprake van dwang en misleiding, maar even zo vaak was het de armoede en de
honger die de Javanen, vaak nog tieners zonder land of vaste verblijfplaats, deed omzien
naar een beter bestaan in tanah sabrang (het land overzee).
Voor mijn promotieonderzoek naar migratie, familie en overlevingskunst ben ik vooral op
zoek gegaan naar het vrouwelijk perspectief op de geschiedenis van Javaanse migratie. De
laatste tijd stond ik vooral stil bij het verhaal van één bijzondere vrouw: Satijem
Martosentiko (Banjoemas, 1903). Om een gearrangeerd huwelijk te ontlopen had zij zich op
20 augustus 1924 in de haven Tjandong Priok van Batavia (het huidige Jakarta) laten
inschepen op de Simaloer I. Op 30 september 1924 was zij aangekomen in Paramaribo en op
1 oktober was ze aan de Waterkant van boord gegaan, om na een medische keuring te
worden toegewezen aan plantage Mariënburg.
Begin dit jaar doken er tijdens de research voor de aankomende tentoonstelling ‘Mens op
Zee’ twee zeldzame stereonegatieven op, die de ontscheping op die bewuste 1 oktober
hadden vastgelegd. Een unieke vondst, die mij aanspoorde om nader op zoek te gaan naar
deze bootreis. Hoe was die precies verlopen voor een alleenstaande vrouw als mevrouw
Martosentiko?
Toen ik in het vroege voorjaar tijdens mijn verblijf in Suriname op zoek ging naar sporen in
het Nationaal Archief Suriname, liet mevrouw Martosentiko zich aanvankelijk niet vinden.
Maar uiteindelijk vond ik behoorlijk wat sporen terug. Ik vond de identificatiekaart terug, die
voor haar vertrek gemaakt was en bezegeld met een foto en haar duimafdruk; op de
scheepslijst vond ik haar naam terug tussen de namen van de 625 opvarende vrouwen,
mannen en kinderen; ik vond het medisch certificaat terug dat na aankomst in Paramaribo
was opgemaakt; en ik vond het arbeidscontract terug waarmee ze als zich voor vijf jaar
verbond aan plantage Mariënburg. In een oud verslag van de bootreis heb ik terug kunnen
lezen dat er indertijd 170 vrouwen, 431 mannen en 23 kinderen ontscheept waren daar aan
de Waterkant. Tijdens de bootreis was één vrouw overleden, terwijl er na aankomst in
Paramaribo 35 Javanen moesten worden verpleegd in het ziekenhuis en nog eens 114
Javanen een medische behandeling moeten ondergaan.

Hoe was het voor een alleenstaande vrouw om deze bootreis te maken? Wat we weten uit
interviews die Emmy Verhey en Gerard van Westerloo in 1984 onder Javaanse immigranten,
is dat mannen en vrouwen gescheiden van elkaar werden overgebracht, maar dat er in de
praktijk wel degelijk verkeer was tussen mannen en vrouwen – ook seksueel verkeer. Net als
later op de plantages stonden vrouwen dus ook tijdens de bootreis bloot aan het gevaar van
seksueel misbruik. Verhey en Westerloo tekenden indertijd het volgende verhaal op uit
monde van Bpak Sarjadi:
“We kwamen op een grote boot. Ik was bang, de boot ging heen en weer, er waren golven zo groot
als huizen. We zijn twee dagen opgesloten geweest, omdat we niet bij de vrouwen mochten. De
dokter hebben we met flessen bekogeld. Ze zeiden, als je niet ophoudt, laten we de boot zinken.
Toen werd alles rustig. Het luik werd ’s nachts gesloten, en dan kon niemand er meer uit […] Eén
begon om zijn moeder te roepen en is overboord gesprongen. De rest bleef stil.”
Vandaag sta ik stil bij alle vrouwen en mannen die tussen 1890 en 1930 (nood)gedwongen
de oversteek maakten van Java naar Suriname, om op de plantages suiker, koffie, cacao en
katoen te verbouwen en te oogsten voor de Europese markt. Het is een gedeelde
geschiedenis die 132 jaar geleden op initiatief van de Nederlanders een aanvang nam, en
ons daarom allen aangaat. Laten we vandaag stilstaan bij hun verhaal en erkenning geven
aan een geschiedenis die zo omgeven is door trauma, maar die door de Javaanse
Surinamers desondanks met veerkracht en overlevingskunst gedragen wordt.
Haarlem – 9 augustus 2022
